Werkvoorbereiding
Eisen aan de ondergrond
- De ondergrond moet draagkrachtig zijn, vormstabiel, stevig, ontdaan van losse delen, stof, olie, vet, rubbersporen en andere stoffen die de hechting nadelig kunnen beïnvloeden.
- De hechttreksterkte van de ondergrond moet gemiddeld ten minste 1,5 N/mm² zijn (kleinste enkele waarde ten minste 1,0 N/mm²), de druksterkte ten minste 25 N/mm².
- De ondergrond moet het evenwichtsvochtpercentage hebben bereikt en tijdens het gebruik beschermd zijn tegen vochtinwerking vanuit de ondergrond.
- Beton max. 4 massa-% vocht, Cementdekvloer max. 4 massa-% vocht, Anhydriet vloer max. 0,3 massa-% vocht en Magnesiet vloer 2 – 4 massa-% vocht
- Bij anhydriet en magnesiet dekvloeren moet indringing van vocht uit aangrenzende bouwdelen of bodem absoluut worden uitgesloten.
- In het algemeen bij anhydriet en magnesietvloeren altijd dampdoorlatende systemen toepassen.
- Voor calamiteitenopvangbakken bij opslag van chemicaliën gelden overheidsvoorschriften, met name het begrenzen van scheurvorming < 0,2 mm.
Voorbereidingen
- De ondergrond op de juiste wijze, zoals bijv. stofvrij stralen of diamant schuren, voorbewerken, zodat aan bovenstaande eisen wordt voldaan.
- Beschadigingen en onvolkomenheden in de ondergrond met Remmers PCC systemen of met Remmers epoxy mortels vlak en strak dichtzetten.
Verwerking
- De harder (component B) volledig aan de basishars (component A) toevoegen.
- Vervolgens het materiaal met een langzaam draaiende, elektrische mixer (ca. 300 – 400 omwentelingen/min.) vermengen.
- Het mengsel in een andere emmer overgieten en nogmaals grondig mengen. Een minimale mengtijd van 3 min. aanhouden.
- Sliertvorming duidt op onvoldoende vermenging.
- Bij gevulde systemen het harsmengsel met de overeenkomstige hoeveelheid vulstof langzaam roerend toevoegen en goed mengen.
- Het kant-en-klare mengsel direct na de voorbereiding in zijn geheel op de goed voorbereide ondergrond gieten en met geschikt gereedschap verdelen.
Toepassingsvoorbeelden
Grondering
- Het materiaal vol en zat op de ondergrond aanbrengen. Met geschikt gereedschap, bijv. rubberen vloertrekker, verdelen en vervolgens met een epoxyroller narollen, zodat de sporen in het oppervlak van de ondergrond volledig gevuld worden.
- Eventueel is het noodzakelijk meerdere lagen aan te brengen.
Egalisatielaag / schraplaag
- Het tot 1 : 1,5 naar gewichtsdelen gevulde materiaal op de goed voorbereide ondergrond aanbrengen, met een geschikte spaan verdelen en eventueel met een prikroller narollen.
*Zie voor het gemiddelde verbruik van bovenstaande toepassingen het tabje: ’technische gegevens’
Verwerkingsvoorwaarden
- Tijdens het uithardingsproces het aangebrachte materiaal tegen vochtigheid beschermen, omdat anders oppervlakteverschil en verminderde hechting kunnen optreden.
- De relatieve luchtvochtigheid mag niet meer dan 80% bedragen.
- De ondergrondtemperatuur moet gedurende de applicatie en uitharding min. +3°C boven de dauwpunttemperatuur liggen.